
1. De gedachte
Daar zit ik dan, op de bank. Ik kijk naar mijn zoontje, die zich helemaal verliest in het spelen met de houten trein die hij van zijn tante heeft gekregen. Ik geniet van het serieuze koppie dat hij trekt terwijl hij geconcentreerd probeert de rails aan elkaar te maken. Zijn kleine handjes doen al zoveel — het ontroert me.
En dan besef ik ineens: over een jaar gaat hij al naar school. Die gedachte maakt me benauwd.
Al 2,5 jaar is mijn lieve mannetje elke dag bij me. Ik heb hem zien groeien van een hulpeloze baby tot een slimme, nieuwsgierige dreumes.
Mijn blik dwaalt van hem naar buiten, en dan weer terug naar hem. Steeds vaker speelt de gedachte door mijn hoofd: wat als we een jaar naar Spanje zouden gaan? Samen met mijn zoontje, en misschien ook met mijn moeder. Die gedachte laat me niet meer los. Zeker niet nu er in korte tijd zoveel is gebeurd. (Ik ga daar nu niet te diep op in – ik wil hier geen zwaar verhaal van maken.) Maar je kunt je voorstellen dat ik niet zomaar alleenstaande moeder ben geworden. Dat pad kende zowel mooie als moeilijke momenten.
Ik wilde weg. Weg van de sleur van elke dag.
Natuurlijk beleef ik veel geluk met mijn kleine mannetje. Maar het gehaaste leven, de kou van dit kikkerlandje, en de aanhoudende stress... Het werd me even teveel. Ik wilde één ding: niets moeten. Alleen maar genieten. Van mijn ventje. Van de zon. Van een andere cultuur.
Kortom: even helemaal weg van alles.
De gedachte liet me niet meer los. Ik heb hem dan ook eindeloos besproken met mijn moeder. Zij twijfelde nog. Ze wilde dolgraag mee om te genieten van haar dochter en kleinzoon, maar ja – ze heeft ook nog een andere dochter, mijn lieve zus.
Ik wist dat er veel geregeld moest worden. Dingen zoals het uitschrijven van water en elektra voor mijn woning, en allerlei praktische zaken. Gelukkig ging dat allemaal soepel.
Mijn geluk kon niet op. Nu kon het echte plannen beginnen!
Wil je weten hoe ons avontuur verder ging? Lees dan het volgende hoofdstuk
Xx
2. De droom komt steeds dichterbij
Het was zover: het plannen kon écht beginnen!
Regelmatig ging ik met mijn zoontje op bezoek bij mijn moeder om samen op huizenjacht te gaan. En geloof me, dat was al een avontuur op zich. Het ene appartement was te ver van het strand, het andere weer midden in de stad. Soms te klein, vaak te duur… je kent het wel. Frustrerend? Absoluut. Maar stiekem vonden we het ook hartstikke leuk. Samen struinen, fantaseren, dromen. En onderweg ontdekten we plekken waarvan zelfs mijn moeder — die toch best wat jaartjes Spanje-ervaring heeft — nog nooit had gehoord.
Toen ze jong was, woonde ze namelijk in Sant Carles de la Ràpita, een charmant kustplaatsje in de provincie Tarragona. Daar leefde ze mijn droom: een villa met een binnen- en buitenzwembad, op nog geen 50 meter van het strand! Ja, echt.
En dat is nog niet alles. Mijn moeder heeft jarenlang door Spanje gebackpackt. Ze leerde de traditionele Spaanse keuken kennen, werkte als chef-kok op allerlei plekken en dacht dat ze elk hoekje van het land inmiddels wel kende. Niet dus! Zelfs zij werd verrast.
Na heel wat zoekwerk vonden we eindelijk een pareltje: een appartement in het complex Las Brisas, in Calle Esmeralda. Gelegen in het voor ons nog onbekende Puerto de Mazarrón, aan de zonnige Costa Cálida in de provincie Murcia.
Een typisch Spaans appartementje, knus en gezellig. Twee slaapkamers, een badkamer, woonkamer, keuken, balkon en een solarium met — zoals de Engelse verhuurster het omschreef — een stunning view. En het zwembad? Volgens haar was het een “joekel”. O, en had ik al gezegd dat het maar tien minuten van het strand ligt? Perfect dus!
Na een paar keer contact met Jane, onze goedlachse Engelse verhuurster, voelden we het: dit is het. En toen de eerste betaling eindelijk gedaan was? Toen stonden we letterlijk te springen. Lachen, huilen, dansen op de tafel — alles door elkaar. Natuurlijk dachten we héél even: kunnen we haar wel vertrouwen? Maar ach, dat gevoel lieten we snel los. De voorpret was te leuk om ons zorgen te maken.
Het begon nu écht te voelen: onze droom werd werkelijkheid.
Voor mijn moeder was het extra speciaal. Ze was al 17 jaar niet meer op vakantie geweest. Het idee dat het nu echt ging gebeuren, maakte haar zichtbaar emotioneel. En ja, daar viel een traantje.
Mijn zus vond het lastig dat ze ons een paar maanden moest missen. Begrijpelijk. We nodigden haar en haar man Jeroen uit om ons op te komen zoeken, en hebben er veel over gepraat. Naarmate het moment van vertrek dichterbij kwam, kon ze er steeds beter mee omgaan. En toen ze haar zegen gaf, wist ik: dit is het. De knoop is doorgehakt. We gaan.
De droom komt steeds dichterbij...
Maar eh… is Jane eigenlijk wel te vertrouwen?
Daar kom je in het volgende hoofdstuk achter!
Xoxo
3. Het afscheid.
21 juni. De zon scheen, mijn hart klopte sneller: vandaag kwam Aat, mijn beste vriendin, afscheid nemen.
Het was dé dag: afscheid van familie en vrienden. Gek genoeg voelde ik er nog niet zo veel bij. Mijn hoofd zat al in Spanje, mijn hart sprong op bij het idee van onze sabbatical. Wat een avontuur stond ons te wachten! Het voelde als een grote ontdekkingstocht, als iets dappers. Iets van ons.
De aanloop ernaartoe was niet zonder tranen. Mijn moeder twijfelde vaak, wilde soms afzeggen, huilde om mijn zus — bang dat ze haar zou kwijtraken of geen goede moeder was geweest. Het deed me pijn om haar zo te zien. Toch, na veel gesprekken kwam er langzaam ruimte. Mijn zus begon het te begrijpen. Ze vond het moeilijk, maar ze gunde me dit. Dat raakte me.
Ze zei: “Siet, ik vind het nog steeds lastig dat je juist nu gaat, maar ik snap dat je nog even wilt genieten van je kleine voordat hij naar school moet. Je hebt mijn zegen. Ga maar, met heel mijn hart.”
Ik brak. Tranen rolden. Eindelijk kon ik vrijuit blij zijn, zonder schuldgevoel. Ze wilde ons zelfs naar het vliegveld brengen. Mijn hart barstte van dankbaarheid.
Die avond aten we frietjes — lekker makkelijk. Mijn kleine voelde onze vrolijke stemming en dartelde mee, alsof hij het wist. Aat had snoepjes, Spaanse noga en zelfs een zakcentje voor op Schiphol. Ze beloofde deze zomer op bezoek te komen. Ik kon haar wel knuffelen (en dat deed ik ook).
Plots stonden mijn zus en zwager in de tuin. Een verrassing. Een tasje vol vliegtuigboekjes en een kaartje met lieve woorden. De bliksem sloeg in. Tranen. Zoveel liefde. Wat een onbaatzuchtige daad. Ik keek naar haar gezicht: trots, verdriet, geluk — alles tegelijk. Ze probeerde zich groot te houden, maar ik kende haar te goed. Ze zei streng (met mijn zoontje in haar armen): “Dit flik je me niet nog eens, hoor. Om hem zó lang bij me weg te houden.” We lachten en huilden tegelijk. Spanje kwam steeds dichterbij.
Die nacht werd ik zenuwachtiger. Wat als we verslapen? Wat als we Home Alone-stijl naar het vliegtuig moeten rennen? Gelukkig liep alles gesmeerd.
Mijn zwager bracht me als eerste naar Schiphol met alle koffers. Mijn kleine bleef nog even bij oma en tante. Wat was hij lief, die zwager van me. Doodop, maar toch alles voor ons. Daarna haalde hij zijn vrouw en schoonmoeder op, mét mijn kleine draakje, die zich afvroeg waarom niemand geslapen had.
Op Schiphol plofte ik neer bij een koffietentje — bloednerveus. Waar bleven ze? Hoe vinden ze me zonder wifi? Mijn hoofd tolde, maar mijn hart jubelde: we gaan!
En daar, aan dat tafeltje, ontmoette ik een slank stel. Ze kwamen uit Alicante, hoe toevallig. Ik vertelde over Puerto de Mazarrón — nog onbekend bij Nederlandse toeristen, maar prachtig. De vrouw vertelde me dat het de moestuin van Europa wordt genoemd. Palmbomen, bergen, siësta’s en fiesta’s — ik smolt bij het idee. Ze woonde daar. Mijn droom!
Toen vertelde ze waarom ze in Nederland was. Borstkanker. Een prothese die niet goed zat. Mijn keel trok dicht. Wat een vrouw. Zo open, zo sterk. Ze vroeg waarom wij gingen. Ik vertelde het eerlijk. Over ons verleden. Over mijn zoontje. Dat ik hem iets moois wilde meegeven. Dat dit onze manier was om afscheid te nemen van een zware tijd, en iets nieuws te beginnen.
Plots: paniek. Mijn moeder belde. Ze konden me niet vinden. Ze waren met z’n vieren, inclusief twee Jack Russells — want ja, die móesten mee. Mijn zus en zwager konden geen parkeerplek vinden. Geen laatste knuffel. Dat deed pijn.
Zelf had ik geen wifi, geen beltegoed, niks. Gelukkig mocht ik bij La Place even bellen. Boven, bij Transavia, daar stonden ze. Met koffers, hondjes, mijn kleine. Eindelijk!
Ik rende op hem af alsof ik hem jaren niet had gezien. Zo voelde het ook. Wat een opluchting. Maar ook een gemis — dat laatste moment met mijn zus was me zo dierbaar geweest.
In de rij bij het inchecken voelde alles als een film: zware koffers, blaffende hondjes in reismandjes, een hyper kind, een gestreste maar stralende moeder. We moesten bijbetalen — mijn schuld. Ik had voor een jaar ingepakt. Ik? IJdel? Een beetje dan. Mijn moeder? Die had enkel wat blousejes en natuurlijk: leggingen.
Terwijl ze stond te stuntelen bij de douane — met een tas vol verrassingen: föhn, opladers, haarborstels, hondenriemen — moest ik lachen. Mijn moeder straalde. Alsof ze het avontuur eindelijk toeliet. Na 17 jaar weer het gevoel van gaan. Van vrijheid.
Mijn zoontje was niet te houden. Rolbanden waren glijbanen, knopjes op pinautomaten móesten ingedrukt worden. Alles was magie voor hem.
En ik? Ik keek, ik voelde, ik leefde. We waren op weg. Naar iets nieuws. Iets van ons.
Lees verder voor mee Spaanse avonturen
4.Here we are
Na twee uur in de lucht klonk eindelijk het verlossende bericht: we gingen landen. Op dat moment lag ik net een beetje weg te dutten met mijn kleine mannetje in mijn armen, terwijl Tedje – het hondje van mijn moeder – in zijn reis-cannel tussen mijn voeten lag, een beetje opgepropt.
Toen ik hoorde dat we gingen landen, was ik meteen klaarwakker. Ik tikte mijn moeder aan om haar wakker te maken, maar mijn zoontje liet ik nog even slapen. Hij lag zo rustig tegen me aan, dat ik hem zijn momentje gunde.
Ik keek uit het kleine vliegtuigraampje, op zoek naar een eerste glimp van Spanje. En daar was het: zonlicht, een helderblauwe lucht en heuvels in de verte. Een gevoel van rust viel over me heen. Dit was het. Het vakantiegevoel was meteen aan.
We mochten uitstappen, en ik was al bijna vergeten hoe het voelt om met z’n allen te dringen bij de deur. Bepakt en bezakt liepen we de gate door: de honden nog in hun cannels, handbagage op de schouders, en een half slaperig kind aan de hand dat zich afvroeg hoe we opeens ergens anders waren.
En ja hoor, het volgende avontuur kondigde zich aan: de koffers. Ik dacht bij mezelf: Zou het lang duren? Zitten ze er überhaupt wel bij? Maar eerlijk? Het kon me eigenlijk niet zoveel schelen – we waren er! Mijn zoontje lag nog steeds loom in mijn armen en werd langzaam wakker. Hoe zwaar hij ook werd, het voelde allemaal precies goed.
Bij het bagageruim – verrassend rustig trouwens – wilde mijn zoontje natuurlijk meteen op de band klimmen. Ik legde uit dat hij me moest helpen opletten, maar hij had duidelijk andere plannen. Hij wilde bij de hondjes zijn, ze aaien, en “op ze passen”.
Tikkel en Ted waren dolblij dat ze eindelijk uit die benauwde cannel mochten. Tikkel plaste uit pure opluchting tegen het bagagekarretje, alsof hij zijn stempel meteen wilde zetten.
Terwijl we wachtten op onze koffers, sloop er ineens een onrustig gevoel in me. Zou Jane wel echt komen opdagen? Ik voelde een steek van twijfel. Je hoort het zo vaak… mensen die de eerste betaling aannemen en daarna spoorloos verdwijnen. We wisten dat er risico aan zat, maar we hadden onze research gedaan en genoeg vertrouwen om dit avontuur aan te gaan. Toch voelde ik nu lichte paniek opkomen.
Gelukkig kwamen de koffers vrij snel: eerst mijn groene, zwaar beladen koffer, daarna de sporttas, en uiteindelijk het kleine koffertje van mijn moeder.
"Kom ma, we hebben alles. Laten we snel gaan kijken of Jane er is," zei ik.
Ergens had ik dat knagende gevoel dat ik iets vergeten was, maar ach – dat heb ik wel vaker, en meestal blijkt het niks. Dus ik negeerde het.
Door de grote ramen van het vliegveld zagen we dat het prachtig weer was. De zon scheen, en in de verte zagen we de bergen. Ik wees ze meteen aan: "Kijk lieverd, zie je de bergen? Die hebben we thuis niet hè?"
Mijn zoontje keek zijn ogen uit, knikte, en wilde meteen naar buiten.
We liepen richting de aankomsthal. En ineens… sloeg de twijfel toe. Mijn adem stokte. Geen bordje met onze naam, geen vrouw die op de omschrijving leek. Niemand die naar ons keek of ons leek te zoeken.
“Mam, ze is er niet!” zei ik, met paniek in mijn stem.
“Jawel joh,” antwoordde mijn moeder, al was ook zij zichtbaar nerveus. “We moeten gewoon even goed kijken.”
We liepen verder, de hal door, speurend naar een teken. Minstens een kwartier lang – wat eerder als een uur voelde – zagen we niets. Geen Jane, geen glimlach, geen herkenning.
We waren er heilig van overtuigd: ze had ons laten zitten. Mijn keel werd dichtgeknepen, ik stond op het punt om in huilen uit te barsten.
En toen – als uit het niets – stond daar een klein vrouwtje. Korte kaki broek, houten hakjes, felrood geverfd haar en een huid waar de Spaanse zon zichtbaar werk op had verricht.
“Zou dat haar zijn?” vroeg ik zachtjes aan mijn moeder.
- Zeker! Hier komt je tekst in een versie met een zomerse Spaanse sfeer,
5. Opluchting en intens genieten
"Brigitte, is it you?" vroeg de vrouw met haar charmant Engelse tongval. En op dat moment wisten we: het is goed gegaan. We zijn er.
De opluchting die ik voelde was zó groot dat ik er bijna bij ging zitten – al was dat vooral omdat ik geen centimeter kracht meer over had.
Mijn flinke knul zat tenminste lekker in z’n kinderwagen, wat ons een hoop gezeul scheelde in die warme garage, waar de zon als een föhn door de spleten brandde. Nog een half uurtje rijden, en dan… vakantiegevoel aan, schoenen uit, zonnebril op standje diva.
Maar goed. Eerst die Clio.
Want ja, een Renault Clio is schattig, maar niet per se gemaakt voor drie mensen, zes tassen, een peuter én een kinderwagen ter grootte van een kleine scooter. In eerste instantie leek alles te passen – totdat de kinderwagen natuurlijk de diva uithing en weigerde mee te buigen.
Dus tja, adiós kinderwagen. Die lieten we standje impulsief achter in de garage. Spanje of niet, we gingen ons daar nu echt niet meer druk om maken.
We waren zó dicht bij onze droom… Ik voelde het gewoon: dit werd speciaal.
Mijn ventje, nog wat dromerig van de reis, begon ongeduldig te wiebelen. Hij wilde per se een donut die we onderweg hadden gehaald – de glazuur nog net niet smeltend in de hitte. Hij kreeg een stukje van me, want eerlijk is eerlijk: hij was zó lief geweest.
We reden de garage uit en werden meteen begroet door Jane – een typische Britse dame die zo uit een BBC-serie kon komen rollen. Haar accent was heerlijk overdreven en haar humeur nog zonniger dan het weer.
We stelden vragen alsof we op speed-daten waren: “Hoe is het appartement?”, “Is er veel toerisme?”, “Zijn er palmbomen?”, “Hoeveel zon per vierkante meter?” Jane beantwoordde alles met eindeloos geduld en een lach.
Buiten voelde het alsof we een warme deken instapten – maar dan één van zon, citroengeur en avontuur. De snelweg gleed onder ons door, omringd door bergen, olijfbomen en statige pijnbomen die loom wiegden in de wind.
En de geur! Geen natte stoeptegel zoals in Nederland, maar warme aarde, dennenhars en iets bloemigs – alsof Spanje persoonlijk deodorant had opgedaan.
Mijn moeder, mijn zoontje en ik zaten als drie giechelende toeristen in de auto:
“Ooooooh!”
“Aaaaaaah!”
“Hier willen we wonen!”
Jane moest lachen en zei dat we haar aan haarzelf deden denken – veertien jaar geleden kwam zij hier ook naartoe, gevlucht voor de regen en de grauwheid van Engeland.
"Ik had het zwaar in het begin hoor," zei ze, "maar kijk me nu eens: verhuurster, chauffeur én persoonlijke tourguide – drie in één!"
Ik viel stil. Ik wilde dit vasthouden. Elk beeld, elk geluid, elke zonnestraal.
Ik kneep zachtjes in het handje van mijn zoon. Ook hij keek verwonderd naar buiten. Ik voelde een brok in mijn keel. Mijn moeder zat met glinsterende ogen naar het landschap te kijken – ze was eindelijk terug in Spanje, het land van haar jeugd. Na 17 jaar.
We waren het er allemaal over eens: we willen nooit meer terug.
Jane vertelde vrolijk over elk dorpje waar we langsreden. Ze was net een pratende reisgids met airco.
En toen… kreeg ik natte tieten.
Serieus. Ik voelde het ineens warm worden en tegelijkertijd trok er een indringende zure donutgeur mijn neusgaten in.
“Oh nee…,” dacht ik. En jawel hoor. Mijn kleine was wagenziek geworden. Over mij heen. Voltreffer.
Maar weet je? Het kon me niets schelen. Oké, het rook alsof iemand limoen had gemengd met zure melk, maar ach... hij was gewoon moe. Jane bleef super relaxed, gooide er een paar servetjes tegenaan en zei dat ze het helemaal begreep.
Mijn ventje viel daarna in slaap als een roosje – waarschijnlijk uitgeput van de geur.
Wij reden verder.
De nieuwsgierigheid naar het appartement borrelde op. Hoe zou het eruitzien? Hoe zou het ruiken? (Alles behalve naar donut, hoopte ik.)
We waren er bijna.
Spanje had ons al een beetje in haar armen gesloten.... maar ja hoe het appartement eruit ziet is nog de vraag ?
Benieuwd...lees verder voor meer informatie .
Xoxo
6. Appartement 2C
We naderden de plaats van bestemming en zagen tot ons geluk een pittoresk dorpje met veel van die typisch Spaanse huisjes, bekleed met prachtige roze bloemetjes (Bougainvillea). Er waren ook veel Moorse invloeden, wat het allemaal nog mooier maakte. We reden een berg op en Jane vertelde dat we er nu echt bijna waren… dat was voor ons echter een verrassing. Het was niet bepaald een heuveltje, maar een enorme berg! We wisten al dat we gauw van die extra kilo’s af zouden komen als we elke dag die berg op moesten lopen om het strand en de winkels te bereiken.
Het was even wennen, moet ik eerlijk zeggen, en we dachten: dit moet het zijn, het addertje onder het gras.
Mijn lieve zoontje lag nog heerlijk te slapen, toen we bij het appartementencomplex aankwamen. Jane vertelde ons de routes naar het centrum en het strand. We liepen het complex op en zagen het enorme zwembad. We waren blij verrast: het zag er schoon en mooi uit. Dit zwembad zou voor een lange tijd van ons zijn, dachten we.
Toen ontdekten we dat ons appartement op de tweede verdieping lag. Nou, dat was even een domper. In verband met de veiligheid van mijn zoontje – die elke mogelijkheid tot klimmen en springen met beide handen aangrijpt – hadden we liever beneden gezeten. Maar goed, als we hier elke dag 1.000 keer de trap zouden op en af moeten, zouden we binnen een maand wel de fitste versie van onszelf zijn.
Jane pakte de sleutel van ons appartement en we konden niet wachten om ons huisje te bekijken. Ze opende de deur en we stormden naar binnen. Ons geluk kon niet op toen we zagen dat het echt een typisch Spaans interieur had: twee grote slaapkamers, waarvan die van mijn moeder een balkon had, een gezellige kleine woonkamer, een schattig keukentje met zo’n toog, en een heerlijke badkamer met een bad!
Echter, toen we het balkon zagen, merkte ik dat het misschien toch niet helemaal veilig was. Aangezien we op de tweede verdieping zaten en mijn zoontje een echte klimmer is, besloot ik hem meteen mee naar buiten te nemen. Ik vertelde hem dat hij niet mocht klimmen, omdat het gevaarlijk was en hij kon vallen… Tja, hoe leg je dat uit aan een kind van twee jaar? Gelukkig, als mijn draakje het woord 'gevaarlijk' hoort, houdt hij het gelukkig voor gezien.
Jane liet ons het pronkstuk van de woning zien: een geweldig marmeren trap in de woonkamer die naar het solarium leidde. We liepen met z’n allen naar boven… mijn kindje in mijn armen geklemd. En toen zagen we het: wat Jane bedoelde met die “stunning view”. En echt, het was stunning! We keken uit over de bergen en heel Puerto de Mazarrón, de zee en het dorpje. We hadden werkelijk een prachtig uitzicht. Mijn moeder en ik konden niet anders dan een traantje wegpinken, zo mooi was het.
Na alles bekeken en bewonderd te hebben, wilden we alvast de eerste maandelijkse betaling doen. Mijn moeder bood aan om mee te gaan en vroeg waar ze kon pinnen. Jane vertelde dat het beneden vlakbij was, maar dat betekende dat mijn moeder meteen ontgroend werd door de enorm steile berg die ze af moest lopen. Ze vroeg of Jane haar een lift kon geven, en dat deed Jane gelukkig ook.
Ik besloot, nu ik toch op mijn moeder moest wachten, alvast onze koffers uit te pakken en de kasten in te richten zodat het echt ons huisje werd. Mijn kleintje was lekker een tekenfilm aan het kijken, en ik genoot van het uitpakken: de zomerse kleding die we nu elke dag konden dragen, de zwembroekjes van mijn draakje die dagelijks van zon, zee en strand kon genieten… Hier deed ik het voor, dacht ik.
Mijn favoriete kleding gaf ik een aparte plek en toen stuitte ik op een enorm probleem: waar was de rugtas met mijn bikini's? Ik werd enorm zenuwachtig, zal ik je vertellen. We zijn op een van de warmste plekken van Europa en ik kan mijn bikini’s niet vinden, net nu ik met mijn kleine snel het zwembad in wilde duiken! Hoe moe ik ook van de reis was, ik wilde het meteen ontdekken hier!
Ik heb overal gezocht, maar ik kon die verrotte rugtas nergens vinden. Ik werd er zowaar emotioneel van, ik wilde er niet aan geloven. Maar door de stress op het vliegveld, of Jane er wel zou staan, geloof ik dat ik mijn rugtas vergeten ben en hem op het vliegveld heb laten staan. Dat was wel een enorme tegenvaller, moet ik je zeggen!
7. Operatie Ontdek Je plekje
Na mijn schokkende ontdekking vroeg ik
vroeg ikme af waar mijn moeder bleef. Toen hoorde ik ineens een karretje rammelen. Zou dat haar zijn? En ja hoor, daar kwam ze aan! Super praktisch, zoals altijd, had ze een boodschappenwagentje gekocht om de berg op te kunnen en haar boodschappen zonder moeite mee te nemen. Natuurlijk was ze meteen in gesprek met een Spaanse buurman – zo is mijn moeder!
Boven aangekomen liet ze trots haar aankopen zien, waaronder een hele kip. “Waarom een hele kip?”, vroeg ik verbaasd. “Ik wil kippensoep maken,” zei ze. Kippensoep? In de hete zon van Spanje? Ik begon te lachen!
De kip keek ons met een droevige blik aan, maar mijn moeder was vastberaden. “Zo doe je dat in Spanje,” zei ze, en zonder enige twijfel hakte ze het koppie van de kip af. Ik was in shock! Maar ja, dit was Spanje, alles was anders.
Na het avontuur met de kip, vertelde ik mijn moeder het slechte nieuws over de badkleding. Gelukkig hadden we wat gespaard, dus bood ze meteen aan dat we, zodra de kippensoep klaar was, naar het dorp zouden gaan om bikini’s te shoppen.
De kippensoep was een tijdje in de maak, dus besloten we alvast te lunchen. Moeder had een lekker stokbrood met beleg en een glas melk. Toen we die melk proefden, merkten we meteen hoe lekker die was! Het was romig en zoet, zonder enige suiker. Die melk mis ik nog steeds.
(Miles, mijn zoontje, dronk meteen twee bekers achter elkaar. Hij was er ook dol op.)
Toen de kippensoep eindelijk klaar was, smeerde ik Miles in met zonnebrand en gingen we op pad. We hadden nu de kinderwagen én de bikini’s, dus we waren helemaal klaar voor Operatie Ontdek Je Plekje!
We pakten de lift en genoten van de frisse geur van zonnebrand en schone handdoeken in het complex. Het voelde meteen als vakantie! Toen we het appartementencomplex uitliepen, zagen we de prachtige pijnbomen. Het uitzicht was ineens veel mooier dan bij onze aankomst – bergen, bomen, en in de verte de blauwe zee die je letterlijk niet kon missen. Wat een uitzicht!
Maar nu kwam de uitdaging: de berg af. En geloof me, ik durfde eerst echt niet. De stoep was glad, en de berg was steil. De eerste keer was echt een drama. Miles had ik in mijn armen geklemd, want we hadden natuurlijk de kinderwagen op het vliegveld laten staan. En ik dacht: als we dit overleven, kunnen we alles aan. Stapje voor stapje, voorzichtig, maakten we het uiteindelijk beneden.
Maar… hoe nu naar het dorp? Dat waren we even vergeten. Gelukkig hebben we allebei een goed richtingsgevoel, dus besloten we onze intuïtie te volgen.
Wat heb ik gelachen om Miles! Hij zat als een prinsje in zijn kinderwagen, met een stoer zonnebrilletje op en lekker rond te kijken. Hij kon nog geen zinnen zeggen, maar jeetje, wat was hij lekker aan het babbelen. Echt, net als zijn moeder.
We wandelden door de straatjes en langs de pleintjes, waar verse dadels aan de bomen hingen. Overal zag je mensen die hun was buiten hingen, kinderen die speelden, en de sfeer was gewoon gezellig.
Toen we moesten oversteken, kwamen we op een plein met wat winkeltjes, tapas- en koffiebarretjes. En daarna zagen we een Mercadona (supermarkt), een bank en een slagerij. Het was een gezellige boel! We waren blij dat we vlakbij alles zaten wat we nodig hadden.
“Eh, mam,” vroeg ik, “waar heb jij je boodschappen dan gedaan?” “Oh, bij de Spar,” zei ze. Die bleek nog dichterbij te zijn. Ik wist niet eens dat er een Spar in Spanje was!
Verder lopend kwamen we een Chinese winkel tegen, bomvol met goedkope spullen: van zwemspullen tot keukenartikelen. En aan de overkant was de Lidl! We besloten even naar binnen te gaan om te kijken hoe het aanbod en de prijzen waren. Je moet toch weten waar je aan toe bent!
8. Is This Paradise?
We keken onze ogen uit! Bij de Lidl was er een gigantisch aanbod van verse, heerlijke broodjes en andere producten. En de prijzen? Die waren ongelooflijk laag! Zo kostte een hele watermeloen maar 0,65 euro en verse tonijn, een kilo, voor slechts 5 euro. Echt een fantastische bijkomstigheid!
Hoewel we vaak bij verschillende winkels onze boodschappen deden, omdat de prijzen overal in Puerto de Mazarrón zo laag waren, was de Lidl toch wel onze vaste spot. Je wist gewoon dat je er altijd goed zat.
We hadden Pekan-karamelbroodjes en donuts meegenomen (en ja, mijn zoontje vroeg vanaf dat moment elke keer om donuts, haha!) en liepen verder. Gelukkig waren we al goed in de weg gevonden, en uiteindelijk belandden we in het centrum van Puerto de Mazarrón. Wat een sfeer!
We liepen langs de verse bakker, door straten vol gezellige winkeltjes, en een van mijn favoriete plekken was de ijssalon met vers yoghurtijs – jeetje, dat was smullen! Het leek wel of we ons nergens meer druk om hoefden te maken, het voelde alsof we helemaal thuis waren.
En toen… de boulevard. Dat was het moment waarop alles bij elkaar kwam. Hoe dichter we bij de boulevard kwamen, hoe blijer we werden. De gezelligheid was bijna tastbaar en er was van alles te doen. Er reed de hele dag een tourtreintje rond, er waren prachtige winkels en overal blije mensen.
En toen, opeens, viel mijn mond open. Miles liep vrolijk aan mijn hand, en ik zag wat we voor mijn gevoel alleen maar in vakantiefolders hadden gezien: een strand. En niet zomaar een strand, maar een paradijs. Rotsen, omringd door bergen, het water zo schoon dat je de vissen bijna kon zien zwemmen. En daar, op het strand, deden mensen Zumba. Echt, ik kon mijn ogen niet geloven!
De boulevard was sfeervol, vol met restaurantjes. We waren overweldigd door de schoonheid van alles om ons heen. Dit hadden we niet eens durven dromen – het voelde als een echt stukje paradijs op aarde.
We besloten, na onze overweldigende eerste indruk, even een terrasje te pakken. De aandacht ging meteen uit naar Avenida, een gezellig terras waar de Spanjaarden genoten van tapas, café Americano of een glas wijn. En wij? Nou, wij, de enige ‘melkbusjes’ met wat extra pondjes boter op de heupen (behalve Miles natuurlijk, die is perfect), zochten een tafeltje met uitzicht op zee.
En toen, daar kwam de camerero (ober), Mo, aanlopen. Hij werd uiteindelijk een goede vriend van ons. Mijn moeder sprak al aardig Spaans, ik echter… nog niet zo veel. Maar ja, ik wilde het toch een keer proberen. Ik zou de taal toch moeten leren. Dus, met een verlegen glimlach, zei ik: “Buenas tardes, yo quiero dos café americano y un fanta de naranja, por favor.” Het was een beetje onhandig, maar het werd enorm gewaardeerd. Dat voelde goed!
Het was echt begonnen. Is this paradise?
9. Shop Top – Puerto Style
Nou, daar liepen we dan: twee überblonde vrouwen met een stralend halfbloedje in een Spaans vissersdorpje waar zelden een Nederlander verdwaalt — laat staan vóór het hoogseizoen. Het winkelteam keek ons aan alsof we net uit een aflevering van Ik Vertrek waren gestapt. En eerlijk? Zo voelde het ook een beetje.
Puerto de Mazarrón is namelijk nog echt van de Spanjaarden zelf. Geen ordinaire toeristenkraampjes of dronken Engelsen in voetbalshirts, maar zongebruinde locals met stijl, temperament en vooral veel tijd. En wij — wij kwamen midden in die zonovergoten siësta-ziel terecht.
Mijn moeder, de Spaanse koningin in wording, raakte gelijk aan de praat. Nou ja, zij vooral, want zij spreekt Spaans alsof ze nooit anders gedaan heeft. Ik daarentegen? Ik liep vooral Spaans in de weg. Maar hé, wat niet is, kan nog komen. En geloof me, ik heb werkelijk élke Spanjaard lastiggevallen met mijn drie woorden Spaans en een overdosis enthousiasme.
We ploften neer op het terras van Avenida. Een klassieker. Daar kreeg mijn kleine man direct alle aandacht van het team. Alsof hij de langverwachte VIP-gast was. Hij kreeg een kus op z’n bol, mocht spelen met alles wat bewoog en kreeg zelfs een mini-vorkje voor z’n paella. Trots dat hij was!
Maar goed, we hadden natuurlijk ook een missie — de belangrijkste missie van de dag: shoppen! Want de badkleding... ja, die had ik dus verloren. Vraag me niet hoe, maar ergens tussen vertrek en aankomst is die verdwenen. Gelukkig hadden we de kinderwagen inmiddels al gescoord (oké, hij leek wat op een luxe poppenwagentje, maar hé, hij rolde!).
Dus hup, de winkels in! En wat was dat een feestje. Overal zomerkleuren, rieten strandtassen, jurken met zwier en prijzen waar je als Nederlander spontaan van begint te twijfelen of je wel goed ziet. Het liefst had ik de hele collectie meegenomen. Serieus, het was zó leuk dat ik gewoon niets kon kiezen — keuzestress, maar dan in het kwadraat.
Miles was intussen in topvorm. Normaal moet ik hem van elke etalage wegtrekken en staat hij overal nét op het punt iets kapot te maken, maar nu? Nu wandelde hij als een volleerd model door de straten van Puerto alsof hij op de catwalk liep. Zijn outfit? Een turquoise Hawaï-blousje, bijpassende zwembroek (oké, ik nam er meteen drie) en een rieten zomerhoedje waar zelfs de Spaanse omaatjes een traantje bij wegpinkten.
Mijn moeder scoorde haar standaard legging-look in voor twee zwierige jurken en ik kon m’n hart ophalen aan genoeg bad- en zomerkleding voor een héél jaar zon.
Op de terugweg richting ons fijne appartement — ja, dat was ook een wandeling op zich: zon op je gezicht, bergen om je heen, palmbomen die zachtjes wuiven in de bries en mensen die je groeten alsof je hier al jaren woont — liepen we letterlijk tussen de citroenbomen, limoenen, vijgen, dadelpalmen en sinaasappels. En het mooiste? Je kon ze gewoon plukken. Zo van de boom. Alsof je in een reclamespot van Spanje zelf bent beland.
Ik keek om me heen en dacht: ik wil hier nooit meer weg. Dit land, deze plek, dit ritme... dit wordt ooit mijn thuis. Echt.
En als kers op de taart zag ik hoe gelukkig mijn zoontje was. Hoe hij lachte, genoot, kletste (en voor zijn leeftijd écht al veel wist) en zonder problemen met kindjes speelde die een totaal andere taal spraken. Mijn kleine wereldburger. Mijn trots.
Eenmaal terug bij het appartement plofte ik neer met een dampend bord van mijn moeders huisgemaakte kippensoep (echt, goud in vloeibare vorm) en een glas water… uit de kraan! Iets wat je normaal nóóit moet doen in Spanje, maar gelukkig hadden we Jane — onze lokale allesweter — die ons verzekerde dat dit complex veilig water had.
Dus daar zaten we dan: moeder, dochter en kleinzoon, badkleding gescoord, kinderwagen binnen, buikjes vol, hoofd vol zonnestralen.
Nog één ding restte ons: siësta.
En daarna? Terug naar het strand, dineren onder de sterren, en een goed glas wijn in de hand.
Viva la vida, viva Puerto!
10. El Pajarito
Miles viel natuurlijk meteen in slaap. Alsof hij in een wolkje van geluk gedropt werd. En wij? Wij gingen er net zo hard achteraan. Althans, soort van. Ik bleef namelijk steeds wakker worden van de spanning. Je weet wel, die gezonde kriebel van: “Wacht even… zijn we echt gewoon verhuisd naar Spanje?”
Toen iedereen nog lag te ronken als pasgeboren geitjes, kon ik het niet laten: ik greep m’n telefoon. Tijd voor de eerste update. Ik belde mijn vriendinnen én mijn zus — dit was gewoon te juicy om níet te delen.
Videobellen was natuurlijk verplicht, want zo’n verhaal zonder gezichten is als paella zonder saffraan.
Het ging van “Waaaat?!” naar “Oh my god!” en “IK KOM OOK!” Gelukkig klopte dat, want mijn zus zou inderdaad over twee maanden richting Spanje vliegen. En Aat? Die kwam ook nog even gezellig aanwaaien. Het werd hier langzaam een soort Spaanse versie van Ik Vertrek, maar dan met happy vibes.
Daarna liep ik de marmeren wenteltrap op (ja, dat klinkt heel chique – en dat is het ook), richting het solarium. En daar stond ik dan… met de zon die me zachtjes aaide alsof ze wilde zeggen: “Goed gedaan meid.”
Ik keek om me heen en dacht alleen maar: “Oke… HOE mooi is dit?”
Overal bergen, een schattig dorpje, die gigantische zee. Zelfs ons balkon keek alsof-ie trots op ons was.
Ik kreeg serieus kippenvel. Niet van de kou, maar van het besef: dit is ons leven nu.
Ik voelde me alsof ik net een Oscar gewonnen had, zonder film. En ook zonder Oscar. Maar je snapt me.
Toen de twee slaapkoppies eindelijk ontwaakten, hesen we ons in iets leuks en vertrokken we richting het dorp om onze eerste avond Spaans te vieren. Tijd voor tapas, vino en geluk in vloeibare vorm.
En dat geluk… dat zag ik terug in de stralende ogen van mijn moeder. En in het blije koppie van mijn zoon, die inmiddels drie keer struikelde van enthousiasme.
We liepen via de bergafwaartse weg, door pittoreske straatjes vol bloemetjes en gekleurde huisjes, toen ik ineens werd afgeleid door iets op de grond. Een zwart bolletje.
Ik bukte.
En ja hoor… een mini-zwaluwkuikentje. Zo'n piepklein hummeltje dat duidelijk zijn nest had gemist en nu daar lag, alsof hij dacht: “En nu dan?”
Natuurlijk liet ik ‘m niet liggen. Ik bedoel, kom op, dit was dag één en ik adopteerde al een Spaans vogeltje. Kon slechter.
We belandden op het terras van Avenida, kuikentje in de tas.
Miles zat met z’n neus erbovenop en de mensen aan het terras ook. De bediening vertelde dat het vaak gebeurt, die zwaluwbabies die uit het nest flikkeren. En dat ze dan worden grootgebracht door mensen zoals wij. El pajarito, noemden ze hem. Spaans voor ‘het vogeltje’.
Ik kreeg meteen instructies: melk, stukjes brood… Hij had een kans.
Maar ik kreeg er wel gelijk een nieuw fulltime kind bij. Want oh boy — dat beestje eiste meer aandacht dan een peuter met suiker op.
Ondertussen begonnen we aan ons diner: brood met aioli, een goed glas Mazarrón-wijn, Miles met een koud vruchtensapje, en uitzicht op de zee, de boulevard, en vrolijke mensen in alle soorten en maten.
En toen, als kers op de torta: tegen zessen begon er zómaar een zumbales op het strand. Alsof het universum zei: "Hier, heb je nog wat extra geluk erbij.”
Ik keek naar mijn moeder, mijn zoon, het zwaluwkuikentje dat in een servetje gewikkeld lag alsof hij op vakantie was, en dacht:
Ja. Dít is het leven
11. We worden achtervolgd
Na dat heerlijke diner met uitzicht op zee en een zwaluw in mijn tas (wie had dát ooit gedacht), maakten we nog een avondwandeling over de boulevard. En oh — wat een sfeer! Overal kraampjes, lichtjes, de geur van churros in de lucht, straatverkopers met zonnebrillen die niemand nodig had, en állemaal riepen ze naar Miles:
“¡Hola amigo! ¿Qué tal?”
Hij voelde zich net een rockster. High-fives, knikjes, bijna kreeg hij een fanclub.
We besloten niet te laat terug te gaan naar het appartement. Het vogeltje moest tenslotte ook even bijkomen van zijn turbulente dag — van nest naar tas is nogal wat. Gelukkig hadden we inmiddels een kinderwagen gescoord, dus Miles lag prinsheerlijk onderuitgezakt in zijn nieuwe Spaanse koets, turend naar de palmbomen alsof hij op weg was naar een privéconcert.
We besloten een alternatieve route naar huis te nemen, gewoon voor de sfeer. Nieuwe straatjes, andere geurtjes, het zachte geroezemoes van mensen in de verte… het was als wandelen door een vakantiedroom.
Maar toen... werd het ineens wat minder vakantie-vibes en meer spanningsroman-in-de-maak.
Mijn moeder liep voorop. Normaal kletsen we honderd woorden per minuut, maar nu... stilte.
Onheilspellende stilte.
“Mam… alles goed?”
Geen antwoord. Alleen een strakke blik vooruit.
“Mam?”
Ze greep ineens de kinderwagen vast alsof ze het Fort Knox aan het beschermen was.
“Lieve hemel, wat is er?”
“Loop door,” siste ze.
“Eh… wat?”
“Miles en jij moeten sneller lopen. We worden gevolgd.”
Pardon?
“We worden wát?”
“Die witte Mercedes achter ons. Die rijdt al drie straatjes met ons mee! We zijn twee blonde vrouwen, niet van hier, dat valt op hoor!”
Ze keek alsof we al ontvoerd waren en haar geest ons nu door de straatjes leidde.
Ik lachte zenuwachtig. “Mam, serieus? Je ziet spoken.”
“KIJK DAN!” riep ze ineens, alsof ik de loterij had gewonnen, maar dan met angst.
Dus ik keek.
En jawel hoor. Daar reed hij. Een grote, glanzende, witte Mercedes.
Niet hard.
Niet toeterend.
Gewoon… aanwezig.
Net genoeg om onze fantasie op hol te laten slaan.
“Mam, misschien moeten ze gewoon dezelfde kant op?”
“Nee,” zei ze. “Ik voel dit. Dit is foute boel. Dit lijkt precies op mijn backpackavontuur in Spanje — weet je nog dat verhaal met de Gitano’s? Nou, hele dorpen deden de rolluiken naar beneden als die in de buurt kwamen. Zelfs de was werd binnengehaald!”
“Ehm… was dit niet dat verhaal waar je uiteindelijk met ze ging dansen en eten?”
“Ja! Maar DAARVOOR was het dus heel eng!”
Ik voelde mijn hart toch iets sneller slaan. De straten werden ineens een stuk stiller, de geur van churros verdween en werd ingeruild voor de geur van mogelijk drama. En alsof het niet erger kon: er begon een hond te blaffen. NATUURLIJK begon er een hond te blaffen. Dat is wat honden doen in thrillers. En dit leek nu precies zo’n setting.
We namen nóg een straatje, en nóg een.
De Mercedes bleef volgen.
Niet snel. Niet dreigend. Gewoon… als een schaduw met een motorblok.
Ik wilde eigenlijk gewoon gillen en rennen, maar ja — kinderwagen.
Adem in, adem uit.
“Mam, als ze ons echt wat wilden doen… hadden ze het toch allang gedaan?”
“Of ze wachten gewoon op het perfecte moment!”
“Alsof we in een slechte Netflixfilm zitten…”
“Weet jij veel! Jij hebt nog nooit iets meegemaakt met zigeuners!”
“En jij hebt net tapas gegeten met ze!”
En net toen de paniek ons hoog zat en we overwogen om ergens te schuilen in een struik (met kinderwagen en al), sloeg de auto ineens af.
Gewoon… links.
Heel casual.
Zonder zwaailichten, zonder ontvoering, zonder zigeunerorkest.
We stonden stil.
Keken elkaar aan.
Stil.
Mijn moeder zuchtte.
Ik zuchtte.
Zelfs het vogeltje in m’n tas gaf geen piep.
We bleken vlak bij het appartement te zijn.
En ja hoor — wat blijkt later? We woonden letterlijk naast een wijk waar veel Gitano-families wonen.
En weet je wat? Het bleek de meest gezellige, kleurrijke, levendige buurt van het hele dorp. Iedereen zwaaide, hielp elkaar, kinderen speelden op straat — het was als een scène uit een feelgoodfilm.
En wij?
Wij waren bijna in paniek weggerend voor iemand die waarschijnlijk gewoon z’n tante naar huis bracht.
Maar goed — welkom in Spanje.
Waar zelfs een avondwandeling eindigt als een spannend boek met een komische twist.
12. Música Gitana
Na het wakker worden van de siësta, zwemt mijn moeder haar gebruikelijke zeventig baantjes — onverstoorbaar, alsof ze ermee haar hoofd leegspoelt. Ondertussen besluit ik met Miles de berg af te lopen, op weg naar het dorp voor een paar boodschapjes.
We laten de hondjes nog even uit, pakken onze strandspullen en beginnen onze middagtraditie: koffie bij Avenida. Zoals altijd. Ochtend, middag, avond — Avenida was ons vaste stekje.
Het was een rustige, warme middag. Tafels vol families, kinderen spelend op het strand, marktkramers die hun waar verkochten. Alles ademde leven en licht.
Tot mijn blik gevangen werd door een vrouw.
Ze viel op. Niet om haar uiterlijk, maar door de energie om haar heen — of beter gezegd: het gewicht dat op haar leek te rusten. Ik kon haar niet goed plaatsen. Leefde ze op straat? Was ze gewoon arm? Of... was ze een gebroken ziel?
We raakten in gesprek. En ineens zag ik het: onder de ruwe buitenkant zat een krachtige vrouw. Een ziel die veel had meegemaakt, maar die ondanks alles rechtop bleef staan.
Ze vroeg ons wat twee blonde vrouwen (mujeres rubias, zoals ze ons noemde) naar Puerto de Mazarrón bracht. Ik vertelde haar wat dingen over mijn leven, over de moeilijke jaren, mijn passie, mijn droom om hier te wonen. Over durven kiezen voor verandering. Ik zag hoe ze luisterde. Oprecht, bewonderend.
Er ontstond iets bijzonders tussen ons. Ze leek meteen een klik te hebben met mijn zoon.
En toen vertelde ze haar verhaal.
Lolli heet ze. Een Gitana. Muzikant. Dichteres. Maar bovenal: een vrouw met een leven dat zo uit een Spaanse tragedie kon komen.
Ze had ooit een grote liefde — een vrouw met een zwaar verleden, beschadigd door een gewelddadige ex-man. Lolli hield zielsveel van haar. Maar het verdriet van haar geliefde brak haar hart. Ze kon het niet langer aanzien…
Op een dag, gedreven door wanhoop en liefde, pleegde ze een crimen pasional. Ze stak de man neer.
Ze werd veroordeeld en verdween achter de tralies. Maar nog erger: haar geliefde liet haar in de steek. Terwijl Lolli in de gevangenis zat, koos haar grote liefde voor een ander.
En daar stond ze dan, jaren later, op straat. Gitaar op haar rug, een gebroken hart in haar borst.
Maar ze gaf niet op.
In de gevangenis schreef ze haar mooiste liederen. En nu trok ze zingend door Spanje. Speelde op straat, zong op terrassen. En als ze genoeg had voor een maaltijd? Dan gaf ze het vaak weg — aan ouderen, aan anderen die nog minder hadden.
Ze vond Miles prachtig. Noemde hem steevast guapísimo — wat hij dan altijd zo schattig nadeed.
Op een dag vroeg ze of ik een paar regels van haar lied wilde zingen. Ik lachte het weg, maar ze keek me aan: “Jij hebt een echte Gitana-stem.”
Ze vroeg me mee. Zingen, samen, op de terrassen. Eerst durfde ik niet. Te onzeker. Maar iedereen — mijn moeder, de obers, wat vrienden — zei: “Wat heb je te verliezen? Alleen maar lol!”
En dus trok ik mijn Spaanse stoute schoenen aan.
Het eerste lied was spannend. Mijn stem trilde. Maar Lolli… Lolli trok me erdoorheen. Haar krachtige stem, haar blik vol vuur. En ineens gebeurde het: het publiek begon mee te klappen, Miles begon te dansen, mijn moeder klapte het ritme mee.
We zongen tot diep in de nacht.
En mensen gaven gul. Ik gaf alles aan Lolli. Ze verdiende het.
De dag erna had ik geen stem meer over. Maar wat gaf het? Het was een van de mooiste momenten van mijn leven.
Durven, risico’s nemen, je laten raken door een vreemde — het bracht me zóveel meer dan ik had durven dromen.
Wat een vrouw. Wat een verhaal. Wat een ziel.
En wat een les:
13. Abuela Roma — Oma Gypsy
Ook in Puerto moeten er gewoon boodschappen gedaan worden, dus besloten we dit keer eens naar de Spar te gaan.
Ja dames en heren, u leest het goed: een Spar! In Puerto! Wie had dat gedacht?
We lopen langs de dadelpalmen, richting die steile helling die je alleen lachend of huilend overleeft. En nét als ik denk: “Het valt mee vandaag,” gebeurt het.
Iets zoemends. Iets groots.
Iets… blauws.
Een kever — en niet zomaar een — nee, een gigantische, felblauw lichtgevende vliegende tank met vleugels. Zo groot als een tennisbal. En hij had het op mij gemunt, ik zweer het.
Hij vloog recht achter me aan, alsof hij zijn zinnen op mijn ziel had gezet. En ik? Ik zette het op een gillen én op een rennen. Als een gierende sirene de helling af.
Mijn moeder en zoon lagen dubbel van het lachen. Ik was het plaatselijke vermaak van de dag. Bedankt, kever. Echt bedankt.
Maar goed. Door naar de Spar.
Voor de ingang zat ze.
Een oude vrouw met lang grijs haar, gehuld in lagen kleding en verhalen. Paola, heette ze.
Er was iets aan haar.
Ze had die blik — eentje die door je heen kijkt en door de tijd reist. Alsof ze al honderden levens had geleefd en elk litteken haar iets wijzer had gemaakt.
Ze zat op een kleedje, tussen zelfgemaakte sleutelhangers, kettinkjes, en asbakjes van oude blikjes. Alles met de hand gemaakt. Alles met liefde. Of in elk geval: overleving.
Ze was schoon, trots, en had een ijdelheid waar ik stiekem respect voor had. Zelfs op straat straalde ze kracht uit.
We raakten aan de praat. Zoals het vaak gaat met mensen die je per ongeluk tegenkomt maar die je eigenlijk moest ontmoeten.
Mijn moeder vroeg voorzichtig: “Ben je een Roma?”
Paola knikte. Haar roots lagen in Roemenië. Ze vertelde ons over de oorlog die ze ternauwernood had overleefd.
En toen... liet ze ons haar littekens zien.
Zeven kogelgaten. Meerdere messteken. Verspreid over haar lichaam als een gruwelijke herinnering.
We stonden daar met z’n drieën. Tranen over onze wangen.
Gelukkig snapte Miles er niks van. Zijn onschuldige blik hield ons overeind.
Paola vertelde dat ze haar hele leven had moeten achterlaten — haar huis, haar spullen, zelfs haar kinderen. Maar haar zonen hadden haar uiteindelijk gevonden en waren haar gevolgd naar Spanje.
Ze was niet alleen. Niet helemaal.
Ook met haar deelden we ons verhaal. En ik vertelde haar iets bijzonders.
Vlak voordat we naar Spanje vertrokken, had ik een droom.
Een droom over Jezus. In terracotta-kleuren verscheen Hij aan me, als een levend schilderij vol rust en betekenis. Die droom raakte me zo diep dat ik er een gedicht over schreef:
Gedicht
Wanneer ik deze wereld in stilte bekijk, op de top van de berg,
met een hemelsbreed uitzicht,
de wind waait door mijn haar en fluistert zacht tegen me,
de wereld omhelst mij en ik vraag mezelf af:
Waarom maken mensen elkaar tot slaaf van geld?
Waarom vechten we om waardeloze stukjes papier?
Waarom leven we niet gewoon in de natuur,
eten we geen puur voedsel,
en plukken we geen fruit van de bomen die we gekregen hebben?
Waarom strijden we om macht,
maar niet voor liefde?
Is dat wat mensen “leven” noemen?
En terwijl ik daar stond, huilde ik een beetje.
De regen kuste zacht mijn gezicht
en fluisterde:
De wereld heeft geen mensen nodig die over elkaar regeren.
We hebben al bewezen dat we dat niet kunnen.
Liefde moet regeren.
Dat is onze enige redding.
En de zon tilde me op en zong:
De tijd komt
dat liefde de hele mensheid zal vangen.
Ik omhels de wereld
en hou van elk stukje,
want deze wereld zal gered worden.
En dat zal een paradijs zijn.
Toen ik het haar vertelde, begon Paola te huilen. Ze pakte mijn handen en zei:
"Tú describiste Puerto de Mazarrón... y yo."
Jij hebt Puerto en mij beschreven, zei ze.
En het raakte me diep. Want ik had dat gedicht geschreven vóór we ook maar één stap in Puerto hadden gezet. Alsof mijn ziel het al wist.
Paola knuffelde me stevig en zei:
“Jij geeft licht. God ziet jou. Maar pas op wie je jouw dromen vertelt in Puerto.”
Mijn moeder vroeg voorzichtig of ze ooit naar Nederland zou willen. Een land waar ze misschien geholpen kon worden.
En toen zei Paola iets wat me altijd bij zal blijven:
“Ik ben liever een zwerver onder de zon van Spanje, dan succesvol gevangen in het buitenland.”
En ik snapte haar helemaal.
We zien haar nog vaak. Ze blijft opduiken op onverwachte momenten, als een soort aardse engel met een verhaal op haar huid geschreven.
En elke keer zegt ze iets wat je nét even nodig had om te horen.
14. La Estrella – Vallende Ster
Overdag beleefden we de wildste avonturen (waar ik later nog véél meer over ga vertellen), maar Puerto had ook zijn magie in de avonduren. En geloof me: dat waren geen gewone avondjes uit.
Een van onze favoriete bezigheden was – jawel – dineren! Na onze siësta fristen we ons op alsof we naar een bruiloft gingen, en liepen dan via onze meest geliefde route richting het dorp.
Elke avond was een schilderij. De lucht, de geuren, de kleuren – geen avond voelde hetzelfde. En geloof het of niet, we liepen ook elke keer anders. Soms slenterend, soms alsof we auditie deden voor een catwalk. Puerto bracht iets los in ons.
Die avond kozen we de route via het prachtige hotel La Cumbre. Bij de ingang zag je mensen inchecken met die typische “ik-heb-vakantie”-glimlach. Vooral de Spanjaarden zelf vierden hier hun vakantie – en dan weet je: dáár moet je zijn. Waar de locals gaan, zit je goed!
We daalden af langs een steile helling, voorbij een snoepkleurige roze villa waar een ouder stel woonde met hun hond. Die hond had een ingebouwde klok, want hij blafte élke keer precies als wij passeerden. Het hoorde bij de charme van die route.
We liepen langs huizen die zo in een woonmagazine konden, langs geurige fruitbomen… en toen gebeurde het.
Uit het niets versnelde een rode auto zijn tempo. En ja hoor: recht op ons af.
Mijn hart sloeg een slag over. Ik liep met een kinderwagen – Miles lag te slapen alsof we in een spa waren – en mijn moeder naast me. Maar die auto? Die kwam dichterbij. Te snel. Te gericht. Te eng.
Ik dacht alleen maar: Waarom wij? Wat gebeurt hier?
Wat we toen deden – en wat er toen gebeurde – vertel ik je in het vervolg. Maar hou je vast… het werd een avond om nooit meer te vergeten.
15. La Estrella – Vallende Ster (vervolg)
Uiteindelijk reden ze gelukkig voorbij. Maar het was duidelijk dat ze ons wilden laten schrikken. Nog trillend van woede en spanning doken we een zijsteegje in. Iets in mij knapte. Ik kon het niet meer inslikken.
Een jong koppel, niet ouder dan achttien, duidelijk onder invloed van iets waar je niet nuchter van wordt, keek ons uitdagend aan. Ik voelde de adrenaline door mijn lijf gieren en riep fel:
"¡Me llamaré a la policía!"
De reactie? De jonge vrouw spuugde mijn kant op en siste:
"¡Puta!"
Mijn moeder greep mijn arm. "Gitana’s," fluisterde ze, "maar dit gedrag… hun ouders zouden zich schamen."
We liepen snel verder. Mijn hart bonsde nog in mijn keel. Wat een schrik. Het was zo’n pijnlijke herinnering dat schoonheid en gevaar soms hand in hand gaan, ook op een plek die voelt als een droom.
We besloten die nare energie van ons af te lopen en zetten koers richting het dorp. En alsof het dorp op ons had gewacht, stonden de camareros al klaar met dampende borden paella – rijk gevuld, geurend naar zee en zomer.
Mijn moeder, Miles en ik doken erin alsof we dagen niet hadden gegeten. Het was zó lekker, dat de wandeling over de boulevard daarna aanvoelde als een soort sportprestatie. Volle buiken, volle harten.
En de avond? Die was magisch. Iedereen straalde. De zee kabbelde zacht. De lucht was helder en vol sterren, en zelfs een dolfijntje liet zich even zien – alsof hij ook wilde meegenieten.
Mijn moeder en mijn kleine mannetje begonnen moe te worden. Ze stelden voor om terug te gaan en lekker te slapen.
Maar ik… ik kon het niet. De avond was te mooi. Te zeldzaam. Ik wilde dit moment vasthouden, koesteren, uitrekken tot het laatste beetje licht.
Achter de haven lagen enorme rotsen. Mijn rebelse kant fluisterde: daar moet je zijn. Dus glipte ik stilletjes door de haven, klom over het pad en vond daar mijn plek. Stil, krachtig, adembenemend.
Zittend op de rotsen, kijkend naar het oneindige uitzicht, voelde ik het. Die diepe, stille dankbaarheid.
Dankbaar dat ik deze reis mag maken. Dat ik hier ben. Met mijn moeder. Met mijn zoon. Ondanks alles wat we hebben meegemaakt… zitten we nu hier, in het licht.
En toen… terwijl er een traan van geluk over mijn wang rolde… gebeurde het.
Een vallende ster.
Alsof de hemel zelf zei: ik zie je, en ik zegen je.
En daar zat ik. Alleen, maar niet eenzaam.
Een vrouw met een hart vol verhalen, vol liefde.
Romantiek in mijn eentje. Geluk in z’n puurste vorm.
16. Leer je vrienden kennen!
Mijn moeder en zoontje gingen meestal op tijd naar bed. Voor mij was dat te vroeg. Ik wilde de wereld ontdekken, de tijd inhalen die ik vroeger gemist heb. Dus trok ik m’n mooiste outfit aan en ging op avontuur — de natuur in, op zoek naar dat vrije gevoel. Spannend? Absoluut. Maar ook zo mooi.
Daar, in die momenten, leerde ik mezelf pas echt kennen. Klinkt cliché, maar ik ontdekte hoe fijn het kan zijn om gewoon alleen te zijn. Ik, die altijd met iemand was — als drieling, als vriendin, in een relatie — was nu voor het eerst echt alleen. En Spanje liet me zien hoe mooi dat eigenlijk is.
’s Avonds, als ik door de haven liep of in m’n eentje op een terras zat, belde ik vaak mijn beste vriendin. Ik wilde haar Spanje laten zien, haar alvast een beetje meenemen in wat haar te wachten stond, want ze zou drie weken lang hierheen komen met haar dochtertje. Ik kon niet wachten. Het moest perfect zijn.
En zoals altijd als ik wil dat iets perfect is, sloeg de faalangst even toe. Maar ik ken mezelf: onder druk kom ik juist in actie. Dus regelde ik vervoer vanaf Alicante Airport. Twee lieve vrienden wilden haar ophalen, voor slechts zestig euro. Echt, daar houden ze niks aan over. Ik vond het zo lief en was superblij met hun hulp.
De dag van haar aankomst was daar. Mijn moeder en ik hadden het huis opgeruimd, de koelkast zat vol, en het enige wat Aart hoefde te doen was lekker boodschappen doen met ons. Geen stress, gewoon genieten.
De rit naar Alicante was magisch. Palmbomen, bergen, zon — ik voelde me de koning te rijk. Bij aankomst bleek haar vlucht wat vertraging te hebben, dus genoten we van een koffietje en wachtten geduldig bij de gate. En daar kwam ze dan eindelijk. We vlogen elkaar in de armen. Wat een moment!
De rit terug was donker, en juist dan is Spanje op z’n mooist. Ik dacht: wauw, wat een binnenkomst. Maar toen gebeurde er iets onverwachts. Ze was… niet blij. Niet opgewekt. Niet verwonderd. Mijn vrienden deden hun best, vertelden over de omgeving, probeerden haar dochtertje iets lekkers aan te bieden bij het tankstation — maar het werd afgeslagen. De sfeer sloeg om. Het werd stil. Té stil.
Thuis hielpen mijn vrienden nog met de koffers, maar vertrokken snel. En ik? Ik voelde me verdrietig, boos, en vooral teleurgesteld. Alles was geregeld, er stond zelfs wijn klaar in alle kleuren — en het enige wat ze kon zeggen was: “Wat zijn die vogels hier lelijk” en “Ik drink niet uit hetzelfde glas.”
Mijn moeder en zoontje ontvingen haar superlief. Maar zij? Ze was alleen maar negatief. Over het bed. Over het uitzicht (dat echt práchtig is). Over de vogels. Gelukkig was haar dochtertje wél vrolijk, zó lief zelfs. En toen dacht ik: dit hebben we niet afgesproken. Als dit zo blijft, gaan we het geen drie weken volhouden. Daar waren mijn moeder en ik het roerend over eens.
17. Teleurstelling of opluchting?
Na de domper van de vorige avond besloten we het vriendelijk te houden. We dachten: vast de vermoeidheid van de reis. Ik ken Aat als een grappige, lieve en gezellige vrouw, dus ik had er vertrouwen in dat het wel goed zou komen.
De volgende ochtend begon zoals altijd magisch – de zon straalde door het raam, een zacht briesje gleed langs mijn gezicht en onze witte huisduiven keken weer nieuwsgierig naar binnen. De douche stond al vroeg aan. Mijn moeder was het niet, die was nog in diepe Spaanse rust. Het was Aat, die zichzelf en haar dochtertje klaarmaakte voor de dag. Dat voelde als een goed teken.
Ze leek inderdaad opgewekter. We begonnen samen met koffie en een ontbijtje, maar terwijl de dag vorderde, viel het me op dat haar enthousiasme ontbrak. Waar ik dacht: “Zwemmen met de kids, wat een feest!”, kwam zij ineens met Badoo op de proppen – op zoek naar een leuke Spaanse man, en of ik dan haar gesprekken wilde vertalen. Mijn irritatie begon te knagen. We zijn op zo’n prachtige plek, ik wilde haar juist alles laten zien – de stranden, de dorpjes, het eten, de sfeer. Maar het voelde alsof zij er niet echt was.
Toch bleven we positief. Samen boodschappen doen, dachten we, dat kan helpen. We hadden afgesproken: verblijf is gratis, boodschappen doen we samen. Maar ineens begon daar ook gedoe over, en besloot ze de hele ijskast te vullen met eigen spullen.
Mijn frustratie kookte. Gelukkig bracht de wandeling naar de winkel wat lucht. De kinderen waren vrolijk, we kwamen langs een leuk taco-restaurant en ineens leek de sfeer even goed.
Tot in de winkel opnieuw het gedoe begon. Ze wilde wel mee-eten, maar niet meedelen in de kosten. Ik beet op mijn tong. We bleven hoopvol, voor de kinderen.
Eenmaal thuis was haar dochtertje door het dolle heen: zwemmen! Maar nee hoor, Aat was moe en zat weer op Badoo. Het kind keek teleurgesteld, en dat brak mijn hart. Zes weken zo doorgaan? Geen denken aan. Ik moest voor mijn zoontje opkomen, voor ons allemaal.
Ik sprak haar aan. Deed mijn best om rustig te blijven. Ze leek het te begrijpen en bood haar excuses aan. Ze gaf toe dat ze soms als een diva kon overkomen. Dat gaf me even hoop.
Maar vijf minuten later voelde het alsof we in een rouwkamer zaten. Zij op haar telefoon, haar dochtertje er stilletjes naast. En wij... wij die zo hard probeerden er iets moois van te maken. Ik voelde me boos, verdrietig en ontzettend teleurgesteld.
Het tweede gesprek liep uit op niets. En toen wisten mijn moeder en ik: soms is afscheid nemen beter. Ze is teruggegaan naar Nederland.
Het was niet hoe ik het had gehoopt, maar we voelden ons opgelucht. De rust keerde terug, en de laatste twee maanden in Spanje konden we weer echt genieten – voor onszelf én voor Miles
18. Renacer bajo el sol
(Herboren onder de zon)
De dagen die volgden na Aats vertrek voelden vreemd stil. Niet leeg, maar kalm – alsof er ruimte ontstond voor adem, voor licht, voor iets nieuws. De zon scheen zoals altijd, trouw en warm, en elke ochtend begroetten onze witte duiven me weer alsof ze wilden zeggen: “Je bent er nog. En je doet het goed.”
Ik keek naar mijn zoontje. Zijn schaterlach klonk weer oprecht, zijn ogen twinkelden als hij het zwembad in dook. En ik? Ik voelde me weer thuiskomen bij mezelf. Niet alleen in dit prachtige Spaanse dorpje, maar in wie ik was geworden. Misschien was dit wel waarvoor ik hier moest zijn – om eindelijk echt te landen, los van verwachtingen, patronen en pijn.
En toen kwam het moment waar ik stiekem al een tijdje naar had uitgekeken: het bezoek van mijn zus en haar man. Oké, spontaan was het niet – we hadden het natuurlijk al gepland, maar het voelde alsof ze op het perfecte moment aankwamen, als twee figuren die uit een film kwamen wandelen, precies op het hoogtepunt van het verhaal. Het was zó lang geleden dat ik mijn zus had gezien. Toen ik haar eindelijk in mijn armen sloot, voelde het alsof de tijd even stilstond. Alle afstand, letterlijk en figuurlijk, viel weg. Ik was zó ontzettend blij haar te zien – en natuurlijk ook mijn zwager, die altijd met zijn droge humor en rustige aard iets stabiels brengt.
Samen pakten we het treintje naar El Bolnuevo – een soort speelgoedtrein voor volwassenen, hobbelend langs de kustlijn met uitzichten die zelfs de nuchterste Hollander poëtisch maken. We lachten wat af onderweg, mijn zoon glunderde, mijn moeder zat als een koningin te genieten, en ik voelde me voor het eerst in lange tijd... licht.
Onderweg lieten mijn moeder en ik trots het adembenemend mooie uitzicht zien. We wezen naar de bergen die goud kleurden in de zon, naar de glinsterende zee die zich eindeloos uitstrekte – alsof we ons eigen paradijs aan het presenteren waren. Mijn zus en zwager waren zichtbaar onder de indruk. “Wat is het hier prachtig,” zei mijn zus met grote ogen. “We snappen helemaal waarom je hier bent gaan zitten.” En ik? Ik stond erbij met een grote glimlach en dacht: zie je wel?
En toen... het oversteken. Het verkeer was – zoals dat hier in Spanje kan zijn – een soort georganiseerde chaos op z’n best. Ik, zonder een druppel alcohol in mijn systeem, stond enigszins twijfelend op de stoep. Tot mijn zwager ineens de leiding nam alsof hij was opgeleid bij de Guardia Civil. Met één handbeweging stopte hij een hele stoet auto’s, als Mozes die de Rode Zee spleet. Hij regelde het verkeer alsof hij nooit iets anders had gedaan, natuurlijk onder het genot van een drankje. Mijn zus riep lachend: “Ooooh, daar is 'ie weer hoor!” En ik, met mijn zintuigen scherp en helder, dacht: ik voel me veilig, geleid, en een tikkeltje opgelucht – perfect.
’s Avonds zaten we met z’n allen aan een grote tafel. Buiten, onder de sterren, de geur van vers gegrilde vis en warme broodjes in de lucht. Mijn zoon, mijn moeder, mijn zus en haar man – het voelde als een filmset, maar dan écht. Dit was mijn droom geweest: aan een grote tafel dineren, omringd door familie. Niet perfect, niet zonder geschiedenis, maar echt. Verbonden. Vol leven. Ik zat daar, nippend van mijn drankje, kijkend naar de mensen die ik liefheb, en dacht: als ik dit had kunnen vastleggen in een lijstje doelen voor het leven, dan kon ik hier een dikke vink achter zetten.
Ook de gewone dagen waren bijzonder. Ik heb intens genoten van de stranddaagjes met mijn zoon. Samen bouwden we een zandkasteel waar hij apetrots op was – het had vier torens, een ophaalbrug (soort van) en zelfs een gracht die net iets te enthousiast werd gevuld door de zee. We zagen een inktvis dicht bij de kant – elegant en mysterieus – en een zee-egel, verstopt tussen de rotsen. En we maakten een heerlijke wandeling langs Playa Bahía, waar de kliffen oprijzen alsof ze de hemel willen aanraken en de zee oplicht in duizend tinten blauw. Een plek waar het lijkt alsof zelfs de tijd even op vakantie is.
De afgelopen tijd was er één van hoop en teleurstelling, van lachen en tranen, van ontmoeten en loslaten. Vriendschappen die anders liepen dan verwacht, familiebanden die me bleven uitdagen, mijn rol als moeder die me elke dag opnieuw leerde om sterker en zachter tegelijk te zijn.
Maar ik had ook geleerd om eerlijk te zijn – naar anderen, maar vooral naar mezelf. Om grenzen te stellen zonder schuldgevoel. Om uit te spreken wat pijn doet, en te luisteren naar wat nog zachtheid vraagt. En ergens tussen het zoute zeewater en de geur van versgebakken pan con tomate, begon ik het te voelen: ik mag het anders doen. Ik mag opnieuw beginnen.
Mijn moeder en ik wandelden ’s avonds vaak langs het strand. We spraken over het leven, over onze kinderen, over dromen die weer tot leven kwamen. We lachten om hoe het begon met één plan, en eindigde met een avontuur vol onverwachte wendingen. En toch, ergens in die chaos, vonden we precies wat we nodig hadden: tijd, ruimte, heling.
Wat ik nu eigenlijk niet meer zou weten, is hoe ik dit allemaal heb geregeld. Misschien is het een wonder, misschien niet. Maar wat ik wél weet, is dat ik het in gebed heb gelegd. Ik heb zoveel gebeden voor wijsheid, voor richting, voor kracht – voor mijn zoon, voor mezelf, voor het leven dat we opnieuw moesten opbouwen. En ik weet nu dat ik altijd kreeg wat ik vroeg, zelfs als ik dat soms niet meteen begreep. Mijn geloof in de Vader en de Zoon Jezus Christus is sterker geworden. Mijn vertrouwen is gegroeid, omdat ik iedere keer opnieuw mocht ervaren dat er altijd een weg is, zelfs als de weg onduidelijk is. Renacer bajo el sol – herboren onder de zon. Want soms, als alles even donker lijkt, is daar ineens dat ene lichtstraaltje dat zegt: hier begint iets nieuws.
Reactie plaatsen
Reacties